Data-ethiek en technologie tijdens de intelligente lockdown

door: Piek Visser-Knijff

Onze wereld draait meer dan ooit om de inzet van technologie om ons huidige bestaan te vergemakkelijken. Voor de intelligente lockdown en de toepassing of handhaving van de landelijke maatregelen zijn we aangewezen op technologie om werkzaamheden te doen of contact met anderen te onderhouden. Het nieuws bevat deze dagen regelmatig maatschappelijke ophef over de (hernieuwde) inzet van bepaalde technologie. En, wat mij daarbij opvalt is dat de kanttekeningen daarbij niet zozeer juridisch van aard zijn (zoals bij Zoom wel het geval was), maar ook of júist ethisch.

Denk aan de inzet van drones bij de handhaving van de maatregelen. De drones vliegen onder andere over Arnhemse parken om burgers op gevaren te attenderen en de oproep afstand te houden. Een tweede voorbeeld is de veelbesproken Corona-app, die in onze buurlanden voorlopig op de lange baan is geschoven en in Nederland onderdeel zou kunnen zijn van een exitstrategie. Een laatste voorbeeld is proctoring, een online surveillance-tool bij studenten om tentamens toch te kunnen laten plaatsvinden.

Deze drie actuele voorbeelden vragen om een ethische benadering (naast de juridische). De technologie heeft een maatschappelijke impact. Ik noem hier enkele ethische vragen die gesteld kunnen worden bij alle drie de voorbeelden:

  1. Welk middel heeft de minste impact op het gedrag en de grondrechten van mensen? In de discussie over de Corona-app bleek er een doel-middelverwarring. Wat is het doel? Dat we onze collectieve gezondheid kunnen beschermen én langzaam weer in beweging kunnen komen. De volgende vraag is dan: hóe kunnen we dat het beste bereiken? Hugo de Jonge had daarop het antwoord: een app. En daardoor stond het middel niet meer ter discussie (alleen welke app). Technologie werd een doel op zich. Het zou goed zijn om alternatieven te verkennen om het gestelde doel te bereiken.

  2. Welke aannames liggen er ten grondslag aan het voorgestelde middel? Bij proctoring worden studenten gemonitord (o.a. oogbewegingen, tikaanslagen) terwijl ze thuis een tentamen online maken. Bij dit middel zijn er aannames over de thuissituaties van studenten. Dat ze o.a. a) beschikken over een laptop met camera; b) beschikken over een kwalitatief goede online verbinding; c) beschikken over een smartphone met dataverbinding (om de kamer te kunnen monitoren). Studenten die geen beschikking hebben over goede middelen worden hierin mogelijk benadeeld.

  3. Indien er geen alternatief is voor het voorgestelde middel, welke mitigerende maatregelen kunnen er worden getroffen om impact op (bijvoorbeeld) autonomie te beperken?
    De drones die over de parken in Arnhem vliegen, besparen mogelijk wat mankracht én stellen handhavers minder bloot aan andere mensen. Stel dat er geen aternatief is: hoe kan de autonomie van de burger in Arnhem dan toch worden gewaarborgd? Welke mitigerende maatregelen kunnen er worden genomen bij de inzet van drones? Om de zelfbeschikking en keuzevrijheid van de burgers te waarborgen, zou de stad bijvoorbeeld bij de openbare ruimten waar drones worden ingezet borden kunnen plaatsen dát drones daar (deels) het werk van de handhavers uitvoeren. Dan heeft de burger de keuze om het park niet te betreden en ergens anders heen te gaan.

Bij het lezen van deze drie vragen komen er bij u mogelijk veel meer ethische vragen op bij deze casussen. Precies! Het is nodig dat we gezamenlijk nadenken over deze kwesties en vanuit verschillende disciplines. Het overdenken van dergelijke inzet van technologie vraagt een zorgvuldige onderzoeking van de kwestie en mogelijkheden. Hier beschreven is in alle drie de gevallen, slechts een aanzet.

Deze blog is op 4 mei 2020 gepubliceerd op de blogpagina van het IIR.

Previous
Previous

Proctoring: How in Times of Crisis, Student Surveillance Becomes a Real Option

Next
Next

Appathon en verantwoordelijkheid